Activiteiten:
- Onderzoek naar:
- De ontwikkelingsvoorsprong bij jonge kinderen;
- Hoogbegaafdheid bij kinderen vanaf 8 jaar;
- Sociaal-emotionele problemen, aandachtsproblemen en gedragsproblemen bij jonge kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong en hoogbegaafde leerlingen.
- Behandeling en begeleiding van hoogbegaafde leerlingen en jonge kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong voor wat betreft:
- De ontwikkeling van intellectuele en cognitieve vaardigheden;
- Leerproblemen, leerstoornissen en onderpresteren;
- Aandachtsproblemen, gedragsproblemen en sociaal-emotionele problemen.
» Klik hier om meer te lezen
Behandeling/Begeleiding:
Het aanpakken van factoren, die de leerprestaties enof het welbevinden en functioneren van de leerling in de klas en op school belemmeren.
Voorbeelden van concrete vraagstellingen zijn onder andere:
- Hoe ga ik om met de “schoolse” leerstof? (Kan ik die zelf uitdagender maken? Waar vind ik aanvullende informatie in de breedte en diepte?)
- Op welke wijze kan ik binnen het onderwijsaanbod en de groep mijn eigen leer-, denk- en oplossingsstrategieën ontwikkelen, zodat ik mezelf optimaal kan (blijven) ontplooien?
- Waarom leren, denken en voelen andere kinderen/leerlingen anders dan ik?
- Hoe ga ik met mijn mederleerlingen en de leerkracht om?
Vaak denkt men, dat het hebben van een hoge intelligentie gelijk is aan wat men “hoogbegaafd” noemt. Toch is dat niet zo! Een hoge intelligentie is slechts één van de criteria om van “hoogbegaafdheid” te kunnen spreken.
Naast een hoog IQ ( 130 en hoger) zijn van belang:
- Het op flexibele en creatieve wijze om kunnen gaan met problemen en oplossingen.
Dit vereist onder andere het hebben en ontwikkelen van unieke, effectieve en efficiënte leer-, denk-, en oplossingsstrategieën; - Een sterke taakgerichtheid en een groot doorzettingsvermogen, die vanuit het kind/de leerling zelf moeten komen (“intrinsieke motivatie”).
Met andere woorden: het hebben van een hoge intelligentie (2 % van de bevolking scoort 130 of hoger) is “leuk”, maar het hoge IQ moet ook echt “tot uiting komen” door prestaties in het schoolse en maatschappelijke leven, om te kunnen spreken van “hoogbegaafdheid.”
Let wel: bij “prestaties” moet men niet denken aan geld verdienen, status e.d., maar eerder aan de hoge motivatie, creativiteit en buitengewone intellectuele capaciteiten, die de hoogbegaafde vertoont in samenspel met de drie maatschappelijke componenten gezin, school en vrienden.
Een intelligentietest maakt altijd deel uit van een onderzoek naar hoogbegaafdheid. Echter, bij kinderen jonger dan 8 jaar is het resultaat van een intelligentietest nog niet voldoende stabiel om – ook al wordt aan de overige criteria wél voldaan – het predikaat “hoogbegaafd” te kunnen toekennen.
Bovendien hebben jonge kinderen (denk aan kleuters) een nog onvoldoende ontwikkelde fijne motoriek en oog-hand samenwerking, die óók van belang zijn om een goede intelligentiemeting te kunnen verrichten. Bij een intelligentietest moeten kinderen immers diverse taken uitvoeren, die een beroep doen op fijn motorische vaardigheden, oog-hand coördinatie en dergelijke.
Als we bij kinderen tot 8 à 9 jaar oud duidelijke signalen waarnemen, die wijzen in de richting van hoogbegaafdheid, spreken we van een ontwikkelingsvoorsprong.
Is een kind/leerling voldoende “rijp” voor een intelligentietest en blijkt uit die test, dat het kind een hoog IQ heeft én voldoet aan de overige criteria, dán kunnen we spreken van hoogbegaafdheid.
Een onderzoek naar hoogbegaafdheid omvat de volgende onderdelen:
- Een intelligentie-onderzoek.
- Onderzoek naar de persoonlijkheid, de sociaal-emotionele ontwikkeling, de concentratie, motoriek, creativiteit, de prestatiemotivatie, het zelfbeeld.
- Gesprekken met en vragenlijsten voor de ouders, de leerkracht en de medeleerlingen uit de groep.
- Observaties in de klas/groep.
- Bestudering van de rapporten, de leerprestaties en de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind en het door de school bijgehouden Leerling(Onderwijs)VolgSysteem (LOVS).
Tekenen van een ontwikkelingsvoorsprong en hoogbegaafdheid zijn:
- Een bovengemiddeld taalgebruik (in relatie tot leeftijdgenoten) en de beschikking over een relatief grote woordenschat.
- Een goed geheugen.
- Een goede concentratie.
- Een taakgerichte instelling.
- Vanuit zichzelf gemotiveerd zijn om te leren (intrinsieke motivatie)..
- Een hoog doorzettingsvermogen.
- Goede scores op schooltoetsen.
- Over een opvallend brede algemene kennis beschikken.
- Een goed voorstellingsvermogen en een goede verbeelding hebben.
- Flexibel, creatief en op originele wijze tot oplossingen komen voor problemen.
- “autodidactisch” vermogen: het kind leert zichzelf vaardigheden aan, zoals lezen, spellen, rekenen en klok kijken.
- Veel initiatieven nemen.
- Snel, met grote gedachtesprongen en logisch kunnen denken.
- Goed kunnen observeren.
- Snel verbanden kunnen leggen en oorzaak-gevolg relaties kunnen aangeven.
- Het tonen van specifieke interesse(n) op bepaald(e) vlak(ken).
- Alertheid; gerichte en kritische vragen stellen; kennis willen vergaren.
- Een onderzoekende, experimenterende houding.
- Originele humor tonen.
- Een hoge mate van onafhankelijkheid en zelfontplooiing.
- Gevoelig en inlevend omgaan met en reageren op sociale en interpersoonlijke relaties.
Van hoogbegaafde kinderen en jongeren verwacht men, dat ze goed zullen presteren in het Basis Onderwijs en het Voortgezet Onderwijs. Maar zo voor de hand liggend is dat niet!
Door allerlei factoren (beperkte leermiddelen/leerstof, onderwijsmethoden e.d.) is het onderwijs vooral gericht op “gemiddelde presterende leerlingen”, want deze vormen de grootste groep.
Daardoor zien we nogal eens, dat kinderen met leerproblemen en zwakke leerlingen niet voldoende hulp kan worden geboden.
Maar óók de groep “aan de bovenkant”, de hoogbegaafden, valt vaak buiten de boot, omdat het onderwijs niet (voldoende) op hun behoeften is afgestemd.
Hoogbegaafde kinderen/leerlingen kunnen door een slechte afstemming van het onderwijs op hun behoeften gedemotiveerd en gefrustreerd raken en zelfs gaan onderpresteren. Zij voelen zich dan “afgeremd” in de klas, omdat de leerstof, de leerstijl, het tempo, het niveau en dergelijke, te weinig uitdagend zijn.
Kortom, het onderwijs sluit vaak niet aan bij het kennis-, werk- en denkniveau van hoogbegaafde leerlingen.
Soms lijken hoogbegaafden wat onhandig en houterig: de lichamelijke, motorische (en emotionele) ontwikkeling verloopt “normaal”, maar houdt geen gelijke tred met hun snelle intellectuele en cognitieve ontwikkeling. We noemen dit “dyssynchrone” ontwikkeling.
Hoogbegaafdheid kan samengaan (‘comorbide zijn’) met dyslexie, AD(H)D en dergelijke.
Kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong en hoogbegaafde leerlingen kunnen juist vanwége hun buitengewone capaciteiten sociaal-emotionele problemen, aandachtsproblemen en gedragsproblemen gaan vertonen.
Hoogbegaafde kinderen snappen dikwijls niet, waarom leeftijdgenoten in de klas anders denken, voelen en problemen oplossen dan zij. Het gevaar bestaat dan, dat het hoogbegaafde kind door de medeleerlingen wordt genegeerd en geleidelijk vereenzaamt. Soms kan zo’n kind minderwaardigheidsgevoelens ontwikkelen en ernstig depressief worden.
Het hoogbegaafde kind kan er ook voor kiezen om “bij de groep te willen horen” (zich te “conformeren”) en zijn in het oog springende capaciteiten te verbergen. Een dergelijke opstelling kan tot gevolg hebben: onderpresteren, frustratie, faalangst en/of gedragsproblemen (de clown uithangen, storende aanwezigheid, agressie en ander hinderlijk gedrag).
Meer dan andere kinderen/leerlingen hebben hoogbegaafden nogal eens de neiging om zichzelf zeer kritisch te bezien en perfectionisme na te streven.
Omdat ze soms (te) hoge eisen aan zichzelf stellen en bijvoorbeeld de omgeving en/of de eigen (minder snel ontwikkelde) motorische en emotionele vaardigheden hun zelfontplooiing belemmeren, kan een negatief zelfbeeld ontstaan.
Uit het bovenstaande mag duidelijk zijn, dat kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong en hoogbegaafde leerlingen zich in feite moeten leren aanpassen aan de andere leerlingen, bijvoorbeeld leren accepteren, dat leeftijdgenoten hen niet meteen begrijpen.
Zelfacceptatie en het ontwikkelen van een stabiele identiteit/persoonlijkheid zijn van het allergrootste belang voor kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong en hoogbegaafden.
Edumax kan u van dienst zijn bij het onderzoek en de behandeling/begeleiding van kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong of hoogbegaafde kinderen.
» Klik hier om in te klappen