Gedragsproblemen en Sociaal-Emotionele problemen

Activiteiten:

  • Onderzoek naar (oorzaken van) gedragsproblemen en sociaal-emotionele problemen.
  • Behandeling van, en Remedial Teaching/Psychologische ondersteuning bij gedragsproblemen en sociaal-emotionele problemen en de onderliggende oorzaken, in zoverre die het leren, de leerprestaties en/of het welbevinden en functioneren in de klas en op school belemmeren.

» Klik hier om meer te lezen

Zowel voor gedragsproblemen, als voor sociaal-emotionele problemen geldt, dat ze in allerlei gradaties kunnen voorkomen. Hoe hardnekkiger een probleem is, des te eerder zal men het als een “stoornis” kwalificeren. Er is dan sprake van een zich herhalend en aanhoudend patroon.

Gedragsproblemen hebben te maken met sociaal ongewenst gedrag. Men spreekt daarom bij gedragsproblemen dikwijls van “anti-sociale problemen.”  Anderen hebben immers last van het gedragsprobleem.

Bij sociaal-emotionele problemen is het individu zélf het “slachtoffer” van zijn/haar probleem.

In sommige gevallen is een gedragsprobleem voor de één, een sociaal-emotioneel probleem voor de ander. Denk bijvoorbeeld aan “pesten”, dat als een gedragsprobleem kan voorkomen (bij degene die pest) én als een sociaal-emotioneel probleem (bij degene die gepest wordt).

Tot de gedragsproblemen op school kunnen worden gerekend:

  • verbaal druk zijn
  • brutaal zijn
  • druk zijn met bewegingen (o.a. hyperactiviteit)
  • clownesk gedrag
  • snel afgeleid zijn en verminderde concentratie
  • niet kunnen samenwerken
  • zich niet aan de regels houden
  • anderen pesten
  • ruzie maken
  • vechten/geweld gebruiken
  • conflicten uitlokken
  • overdreven/ongepaste assertiviteit
  • agressief zijn
  • spijbelen
  • liegen
  • stelen
  • van huis weglopen
  • inbreken
  • brand stichten.

 

 

eduman005psyman047

 

 

Sociaal – Emotionele problemen op school zijn met name:

  • gepest worden
  • faalangst
  • een laag zelfvertrouwen
  • een negatief zelfbeeld
  • verdriet om een situatie (ruzie, verlies, rouw e.d.)
  • stil, gesloten of terug getrokken zijn
  • sociaal isolement
  • sociale angst
  • te lage assertiviteit
  • onvoldoende weerbaarheid
  • niet genoeg zelfstandig zijn
  • een depressie
  • gevolgen van fysieke, geestelijke en seksuele mishandeling door thuis of omgeving
  • te laag empathisch vermogen: zich niet of onvoldoende in het doen, denken en voelen van anderen in kunnen leven
  • te weinig “zelfreflectie”: niet of onvoldoende in staat zijn om het eigen doen, denken en voelen kritisch te bekijken.

 

psyman018

 

edumeer035

 

 

 

 

Kinderen en jongeren/adolescenten kunnen soms een specifieke stoornis hebben of ontwikkelen. We doelen op stoornissen, die te maken hebben met de aandacht, het gedrag, de communicatie, de pervasieve ontwikkeling, de stemming, de angst, tics, het eten, de motorische vaardigheden, de hechting aan anderen en het niet kunnen spreken in bepaalde situaties.

De bedoelde stoornissen hebben in de meeste gevallen een sterke negatieve invloed op het leren en het presteren, de concentratie, het gedrag, de werkhouding, het sociaal – emotioneel functioneren en het welbevinden van het kind/de jongere in de klas en op school.
Vaak beheersen dergelijke stoornissen het hele dagelijkse leven van het kind / de jongere én dat van de naaste betrokkenen, zoals ouders/gezin, school e.d..

Leerproblemen en leerstoornissen kunnen andere stoornissen tot gevolg hebben, maar gedragsproblemen, sociaal-emotionele problemen, aandachtsproblemen e.d. kunnen op hún beurt ook leiden tot leerproblemen (niet zijnde leerstoornissen, zoals dyslexie e.d.!). Zo kan bijvoorbeeld een depressie het gevolg én de oorzaak zijn van leerproblemen!

Alle mogelijke stoornissen staan omschreven in de “Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, 5th Edition ” (afgekort: DSM 5) en de “International Classification of Diseases, 10th Editon” (ICD-10). 
 
Bij de onderstaande opsomming beperken we ons tot de meest voorkomende stoornissen bij kinderen en jongeren van 4 tot 18 jaar. 
Indien u uitgebreide informatie wilt over de hierna volgende (en andere) stoornissen, kijk dan hierboven onder het menu van Psymax.
Psymax onderzoekt én behandelt vele stoornissen bij kinderen, jongeren en volwassenen).

  • Aandachtstekortstoornissen:
    • ADD (Attention Deficit Disorder): Aandachts- en concentratieproblemen, zonder dat sprake is van hyperactiviteit en impulsiviteit.
    • ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder): Aandachts- en concentratieproblemen MET hyperactiviteit en impulsiviteit. Deze stoornis werd vroeger ook wel aangeduid als MBD (Minimal Brain Damage).
    • AD(H)D-NOS (Attention Deficit (Hyperactivity) Disorder – Not Otherwise Specified): de symptomen voldoen niet aan alle criteria voor AD(H)D, maar toch lijkt het patroon er heel veel op.
  • Gedragsstoornissen:
    • CD (Conduct Disorder): gedragsstoornis, die zich kenmerkt door anti-sociaal gedrag, agressie naar mensen en dieren, vernieling van eigendom, leugenachtigheid, diefstal en ernstige schending van regels.
    • ODD (Oppositional Defiant Disorder): opstandig-vijandige stoornis, waarbij sprake is van een negativistische, vijandige opstelling, openlijke opstandigheid, ongehoorzaamheid, driftbuien, boosheid, prikkelbaarheid, hatelijkheid en wraakzuchtigheid.
    • DBD-NOS (Disruptive Behavior Disorder – Not Otherwise Specified): niet alle symptomen voldoen aan de crtiteria voor CD of ODD,  maar het gedragspatroon lijkt er wel heel veel op. Het kind/de jongere heeft moeite zich in klas, gezin en omgeving aan te passen en wil de grenzen van zijn omgeving verkennen en overschrijden.
  • Communicatiestoornissen:
    • Stuttering (stotteren): herhalen van klanken, lettergrepen en hele woorden. De klank wordt dikwijls verlengd en het maken van woorden gaat met veel lichamelijke spanning gepaard.
  • Pervasieve OntwikkelingsStoornissen (POS):
    Een stoornis op dit domein kennen we als als de Autisme Spectrum Stoornis (ASS).

    • Autisme (ofwel klassiek autisme)
      Beperkingen in sociale interacties (de non-verbale communicatie is verstoord,  zoals oog-contact, mimiek e.d.); geen normale relaties met leeftijdsgenoten; niet spontaan met anderen handelingen en gevoelens kunnen delen; er zijn nauwelijks/geen sociale of emotionele reacties op de handelingen, of gevoelens van anderen.
      De gesproken taal ontwikkelt zich langzaam of niet. Indien er wél sprake is van ontwikkelde gesproken taal, dan is er geen/weinig initiatief om een gesprek met een ander te beginnen, of vast te houden. Het taalgebruik kenmerkt zich door herhalingen en het woordgebruik is eigenaardig te noemen.
      Tevens zien we onvermogen tot het uitvoeren van een al dan niet fictief rollenspel.
      Een ander kenmerk van autisme is een typisch(e), vaak abnormale, soort belangstelling, gedrag en activiteit(en): strikt vasthouden aan bepaalde handelingen en bewegingen en een abnormale gerichtheid op delen van voorwerpen.
    • Stoornis van Asperger:
      Asperger wordt vaak gezien als een “mildere vorm” van autisme, wat men nogal eens aanduidt als “Hoog Functionerende mensen met Autisme” (HFA).
      Vergeleken met “autisme” is er geen/ nauwelijks achterstand in taalontwikkeling of cognitieve ontwikkeling, ten opzichte van leeftijdsgenoten.  
      Bovendien is de sociale interactie kwalitatief beter, omdat de basisvaardigheden van sociaal gedrag zich beter ontwikkelen en er is – meer dan bij autisme – sprake van een normale, of zelfs hoge, intelligentie. 
      Er zijn ook duidelijke overeenkomsten tussen Asperger en klassiek autisme: weinig nonverbaal gedrag; geen échte relaties met leeftijdgenoten hebben; niet delen van activiteiten; gevoelens e.d. met anderen; geen sociale of emotionele reacties, rigide en eenzijdig(e) gedrag, belangstelling en activiteiten.
      Asperger-kinderen/jongeren zijn vaak chaotisch en ongestructureerd in hun doen en laten: ze vergeten vaak dingen te doen; ze ruimen hun kamer niet op; ze hebben moeite met het plannen en organiseren. 
      Bij Asperger zien we vaak een sterke discrepantie tussen het Verbale IQ en het Performale IQ: het verbale IQ scoort dan aanzienlijk hoger dan het performale IQ. Mensen met Asperger kunnen soms grootse plannen hebben, maar van de uitvoering van die plannen komt vervolgens niet veel terecht.
      Personen met Asperger gebruiken hun goede verbale vaardigheden vaak om argumenten te bedenken, waarom hun gedragsproblemen eigenlijk door een ander veroorzaakt worden. Ze kunnen hun verbale kwaliteiten inzetten om anderen te overtroeven en te manipuleren en om hun zin te krijgen. Ze hebben ook nogal eens de neiging om eindeloze discussies aan te gaan met hun ouders/het gezin/de leerkracht e.d., waarbij het hen meer gaat om het discussiëren zélf, dan om de inhoud van de discussie.Het taalgebruik kan oubollig en niet passend bij de leeftijd overkomen.
      In het algemeen scoren kinderen/jongeren met Asperger laag op de zogenaamde “executieve vaardigheden”: ze hebben vaak veel moeite met planning, besluitvorming, bijsturing van het eigen gedrag, reflectie op het eigen gedrag, het aanleren van nieuwe gedragingen, het in de juiste volgorde uitvoeren van handelingen, het omgaan met verander(en)de situaties, het omschakelen bij verschillende taken, het doorbreken van rigide gedachten, gewoontes en handelingen e.d. Rigide gedachten vallen in de categorie zwart-wit denken (er zit niets tussen), rigide gewoontes en handelingen houden in, dat men sterk vasthoudt aan de manier van doen/handelen, zoals men die gewoon is of aangeleerd heeft.
      Asperger gaat vaak samen met sociaal-emotionele problemen, gedragsproblemen en met AD(H)D. Om de innerlijke onrust te onderdrukken gaan jongeren met Asperger vaak op zoek naar rustgevende middelen, zoals Cannabis.
      We zien regelmatig verschillen tussen jongens en meisjes, die Asperger hebben: jongens komen ongestructureerd, chaotisch en druk over, terwijl meisjes juist overgestructureerd en teruggetrokken gedrag kunnen vertonen.
      Opvallend is verder, dat bij jongens met Asperger vaak een zogenaamde tenenloop kan worden waargenomen: ze lopen meer op hun tenen/voorvoet, dan op hun hele voet. Dat maakt een ‘voorovergebogen’/’voorovervallende’ indruk.
      Personen met Asperger worden vaak overschat vanwege hun sterke verbale vaardigheden. Bovendien zijn zij sterk in het overnemen (kopiëren) van communicatievaardigheden van anderen. Daardoor lijkt er in eerste instantie met de communicatie niets mis. Echter, wanneer personen met Asperger (moeten) reageren op gevoel en gevoelsmatige aspecten, hebben ze de neiging tot rationaliseren en het geven van niet gebruikelijke reacties. Dat komt het sterkst naar voren, wanneer zij moeten praten over hun eigen gevoelens.
    • Stoornis van Rett en de Desintegratiestoornis van de kinderleeftijd (CDD):
      Twee verschillende stoornissen, die echter beide gekenmerkt worden door een aanvankelijk normale ontwikkeling.
      Bij Rett zien we in de leeftijdsperiode van 5 tot 48 maanden een verminderde schedelgroei en daarmee gaan dan o.a. gepaard: rigide handbewegingen (handen wringen); vermindering van de sociale betrokkenheid; verstoorde coördinatie bij het lopen; een afnemend vermogen om taal correct te begrijpen/interpreteren (receptieve taal) en om zich uit te drukken in taal (expressieve taal). Ook wordt een toenemende psychomotorische achterstand
      waargenomen.
      Opvallend bij de Desintegratiestoornis van de kinderleeftijd is, dat tussen het 2e en 10e levensjaar de volgende vaardigheden ernstig verminderen: het zich kunnen uitdrukken in taal en taal kunnen begrijpen/interpreteren; het zich kunnen aanpassen; sociale vaardigheden; zindelijk zijn; spelen en de motoriek.
      De sociale interacties en de communicatie kunnen ernstig worden beperkt en het gedrag, de belangstelling en activiteiten vertonen abnormale en rigide patronen.
    • Pervasive Developmental Disorder – Not Otherwise Specified (PDD-NOS):
      Hieronder valt ook het zogenaamde “Atypische autisme.” Er is sprake van PDD-NOS, als de symptomen niet voldoen aan alle criteria, zoals omschreven voor bovengenoemde Autisme Spectrum Stoornissen, maar er zijn wel degelijk ernstige tekorten in de ontwikkeling van de sociale interactie, de verbale of nonverbale communicatie en/of het kind/de jongere toont rigide gedrag, activiteiten en interesses.

    Nota bene: met de komst van het nieuwe ” Psychische Stoornissenboek” – de DSM-5 – is de bovenstaande verdeling van Pervasieve OntwikkelingsStoornissen losgelaten. Alle vormen van autisme, die we hierboven hebben onderscheiden, worden voortaan onder één noemer gebracht, namelijk Autisme Spectrum Stoornis (ASS). Na de diagnose ASS kan aan worden gegeven op het “spectrum” (een lijn/continuüm of band met waarden), in welke mate iemand autistisch is (niveau 1, 2 of 3).    

 

  • Stemmingsstoornissen:
    • Episodes (perioden):
      1. Depressieve episode: zich verdrietig of leeg voelen, sterk verminderde interesse en plezier in dagelijkse dingen/activiteiten, weinig energie en fut hebben, zich waardeloos voelen, slechter kunnen denken en concentreren, gedachten aan de dood, sociale en beroepsmatige beperkingen.
      2. Manische episode: sterk verhoogde stemming (euforie), overdreven eigenwaarde en grootheidsgevoelens, meer (drang tot) spreken, zich abnormaal intensief op een bepaalde activiteit richten. Sociale en beroepsmatige beperkingen en mogelijke ziekenhuisopname en psychotische kenmerken.
      3. Gemengde episode: er is zowel sprake van (een) depressieve episode(s), als van manische episode(s).
      4. Hypomane episode: hetzelfde als een manische episode, maar het beeld is wat “milder” in die zin, dat, in vergelijking met de manische episode, er geen duidelijke beperkingen in het sociaal en beroepsmatig functioneren zijn, of opname in een ziekenhuis nodig is. Ook zijn er geen psychotische kenmerken.

      Afhankelijk van:

      • de frequentie waarmee (een) episode(s) voorkomt/voorkomen;
      • de intensiteit van de genoemde episodes;
      • de opeenvolging van bepaalde episodes;
      • het al dan niet voorkomen van (een) bepaalde episode(s) 
      • en andere kenmerken, zoals psychotisch, chronisch, katatoon, vitaal, atypisch e.d.

      kan een heel scala aan depressieve stoornissen worden opgesomd, zoals de eenmalige depressieve stoornis, de terugkerende depressieve stoornis, de dysthyme stoornis, de niet anderszins omschreven depressieve stoornis, bipolaire-stoornissen (type I en II), en dergelijke.

    •  Angststoornissen:
      • Paniekaanval: hevige angst en onbehaaglijk gevoel, hartkloppingen, naar adem happen en gevoel van verstikken/ademnood, pijn op de borst, transpireren, trillen, misselijk zijn, duizeligheid, derealisatie en/of depersonalisatie (je omgeving en jezelf als onwerkelijk ervaren), angst om gek te worden en dood te gaan, tintelingen in hoofd, handen, voeten e.d.
      • Agorafobie: hevige angst, omdat men het gevoel heeft niet uit een situatie weg te kunnen en geen hulp kan krijgen bij een eventuele paniekaanval. Er is sprake van vermijdingsgedrag: men wil niet in bepaalde ruimtes zijn; men kan niet met het openbaar vervoer reizen; men vermijdt rijden door een tunnel of over een brug. Drukke winkels, rijen voor een kassa, files op de weg,  etc. worden vermeden.
      • Specifieke fobie: een overdreven/onredelijk aanhoudend gevoel van angst, dat echter door de betrokkene als zeer intens wordt ervaren. De angst kan te maken hebben met een bepaald voorwerp, of met een bepaalde situatie, of met een bepaald wezen: dieren, bloed, hoogte/diepte, etcetera.  De voorwerpen of situaties worden vermeden. De confrontatie met de specifieke situatie of het voorwerp en zelfs de gedachte eraan, kan een hevige angstreactie, of zelfs een paniekaanval, oproepen.
      • Sociale fobie: een overdreven/onredelijk aanhoudend gevoel van angst, dat echter door de betrokkene als zeer intens wordt ervaren. De angst hangt samen met één of meerdere sociale situaties, waarin men met onbekenden moet functioneren en/of presteren en/of kritisch beoordeeld wordt door andere mensen. Er is sprake van vermijding van dergelijke situaties. De gedachte of blootstelling aan zo’n situatie roept hevige angst of een paniekaanval op.
      • Obsessieve-compulsieve stoornis (OCD): dwangmatig denken of dwangmatig handelen. Ook wel “dwangneurose” genoemd. De betrokkene is zich er weliswaar van bewust, dat hij/zij zichzelf die dwang oplegt, maar tegelijkertijd leidt het uitvoeren van de gedachten of handelingen tot een vermindering van de angst of het lijden.
        Die vermindering is echter van (zeer) korte duur, want er is sprake van een steeds terugkerende en aanhoudende dwang.
        Dwanghandelingen komen voort uit dwanggedachten, of het rigide volgen van regels. Voorbeelden van dwanghandelingen met zich steeds herhalend(e) gedrag/activiteit(en): voortdurend dingen controleren (gasfornuis, deursloten e.d.), voorwerpen tellen, objecten aanraken, op een bepaalde vaste wijze rekenbewerkingen uitvoeren, en dergelijke.
      • Posttraumatische stress-stoornis: de betrokkene is direct geconfronteerd geweest met (een) traumatische gebeurtenis(sen), als getuige en/of als direct slachtoffer. Tijdens die gebeurtenis(sen) was sprake van feitelijke of dreigende dood, of een ernstige verwonding, of inbreuk op de lichamelijke waardigheid. Denk aan: inbraken, overvallen, aanrandingen/verkrachtingen, auto-ongelukken, vliegtuig-ongeluk, aardbevingen, gijzelingen en oorlogsgeweld.
        De betrokkene reageerde op de gebeurtenis met intense angst, hulpeloosheid of afschuw.  
        De traumatische gebeurtenis(sen) wordt/worden steeds opnieuw beleefd tijdens bepaalde gedachten en herinneringen, enge dromen e.d. en dan treden vaak angstreacties op met allerlei lichamelijke klachten (verlamd zijn, hartkloppingen, geen adem meer krijgen etc.).
        Er is sprake van vermijding en verdringing van gedachten, gevoelens, plaatsen en allerlei andere factoren, die met het trauma samenhangen.
        Tevens zien we verhoogde spanning en alertheid: gespannen zijn, prikkelbaar zijn, minder plezier in dingen en concentratieproblemen.  
        Betrokkene voelt zich schuldig, omdat hij/zij de gebeurtenis niet heeft kunnen voorkomen, of een andere (positieve) wending heeft kunnen geven.
        Symptomen komen 3 maanden na het trauma en duren langer dan 1 maand.
      • Acute stress-stoornis: de aanleiding en de symptomen zijn hier dezelfde als bij de posttraumatische stoornis. De symptomen treden echter na maximaal één maand al op en ze zijn ten hoogste gedurende één maand aanwezig.
      • Gegeneraliseerde angststoornis, inclusief de Overmatige angststoornis in de kinderleeftijd: abnormale angst en bezorgdheid over gebeurtenissen en activiteiten. Bij kinderen gaat dit nogal eens om de schoolprestaties!
        Symptomen kunnen zijn: rusteloos, opgewonden, geïrriteerd, en/of prikkelbaar zijn, snel vermoeid zijn, verhoogde spierspanning, problemen hebben met slapen en met concentreren. Lichamelijke klachten en beperkingen in het functioneren in sociale en/of beroepsmatige situaties en/of op school.
      • Selectief mutisme: zie onder “overige stoornissen.”
  • Tic-stoornissen:
    • Stoornis van Gilles de la Tourette:  hierbij treden zowel ongecontroleerde motorische tics (bewegingstics) als vocale/verbale tics (geluidstics) op.  Een “tic” is een snelle, herhaalde, plotselinge motorische beweging of verbale/vocale uiting. Duurt langer dan 1 jaar.
    • Chronische motorische of vocale tic-stoornis: er is sprake van óf een/meerdere motorische tic(s) óf van vocale tics, maar niet van alle twee. Duurt langer dan 1 jaar.
    • Passagère tic-stoornis: enkelvoudige, dan wel meervoudige, motorische tic(s) én/óf vocale tics.  Het verschil met Gilles de la Tourette en de chronische tic-stoornis is, dat de Passagère tic-stoornis niet langer dan één jaar duurt.
  • Eetstoornissen:
    • Anorexia Nervosa: gestoord eetgedrag vanuit een onweerstaanbare drang om af te vallen. Hoewel er (ernstig) ondergewicht is, heeft de betrokkene intense angst om in gewicht toe te nemen of dik te worden. Men is geobsedeerd door eten, gewicht en lichaamsomvang. Calorieën worden steeds opnieuw geteld en men piekert voortdurend over wat men wel of niet moeten eten.
      De betrokkene heeft last van stress en functioneert sociaal minder, omdat vaak alles wordt gedaan om het gestoorde eetgedrag geheim te houden voor de omgeving. Door de vermagering en ondervoeding treden lichamelijke klachten op en indien de drang om af te vallen niet kan worden gestopt, zal de betrokkene overlijden.
    • Bulimia Nervosa: steeds terugkerende periodes van vreetbuien. Men eet in een korte tijd veel meer dan waar de meeste mensen in zo’n kort tijdsbestek behoefte aan hebben. De betrokkene heeft het gevoel niet te kunnen stoppen met eten. Men spreekt wel van een “eetverslaving”, omdat het eten op zich doel is en niet het stillen van de honger.
      De betrokkene compenseert de vreetbuien door te braken, laxeermiddelen te gebruiken, te vasten, abnormale lichaamsbeweging e.d.
      Men heeft vaak last van stress en functioneert sociaal minder, omdat alles wordt gedaan om het gestoorde eetgedrag, het braken e.d. geheim te houden voor anderen.
    • Eetstoornis – Niet anderszins omschreven (NAO): er sprake is van een aantal kenmerken van Anorexia of Bulimia, maar niet alle kenmerken zijn aanwezig, of er is sprake van een combinatie of afwisseling van kenmerken.
      Eetstoornissen zien we vooral bij meisjes/vrouwen met een laag (en vervormd) zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen, een perfectionistische houding en/of wanneer iemand langdurig gepest wordt/is op school, werk e.d.
  • Stoornissen in de motorische vaardigheden:
    • Dyspraxie (Developmental Coordination Disorder (DCD)) : de coördinatie van de motoriek is duidelijk gestoord, waardoor de uitvoering van allerlei bezigheden veel moeilijker gaat, dan men zou mogen verwachten bij kinderen van gelijke leeftijd met hetzelfde intelligentieniveau.
      Het kind/de jongere heeft moeite met het automatiseren van allerlei handelingen en dit heeft ook zijn uitwerking op de gedachten, gevoelens en het bewustzijn.
        
      Hieronder staat een lijst met problemen, die kinderen met dyspraxie kunnen ondervinden. Sommige kinderen vertonen vele symptomen, maar er zijn ook kinderen met dyspraxie, waarbij men slechts enkele problemen aantreft.
      Te noemen zijn:

      • moeite met de grove motoriek: (leren) lopen en fietsen; een bal slaan, gooien en opvangen;
      • een zwakke fijne motoriek: onder andere het schrijven en het strikken van schoenveters;
      • problemen met de volgorde en ordening, zowel qua handeling (wat eerst doen en wat dan?), als qua gedachtegang (de volgorde/opbouw in een verhaal; moeite met het plannen en het uitvoeren van taken, e.d.);
      • moeite met spraak en taal (vereist immers gecoördineerde motoriek!);
      • een beperkte oog-hand coördinatie;
      • leerproblemen op het gebied van lezen, rekenen en schrijven;
      • overdreven om aandacht vragen;
      • abnormaal emotioneel reageren;
      • gedragsproblemen ten gevolge van o.a. frustratie en onzekerheid (o.a. clownesk gedrag of agressief zijn);
      • zich moeilijk langere tijd kunnen concentreren;
      • een beperkt ruimtelijk bewustzijn: waar ben ik en hoever/waar is dat ander(e) object, individu ten opzichte van mij?;
      • weinig besef van tijd, kleuren, vormen, inhouden, afmetingen en dergelijke.
         
  • Overige stoornissen op kinderleeftijd of in de adolescentie:
    • Separatie-angststoornis: een overdreven en onredelijke angst om te worden gescheiden van huis, of van personen aan wie het kind gehecht is.
      Het kind is aanhoudend en overdreven bezorgd, dat:

      • het iemand zal verliezen aan wie het gehecht is;
      • iemand waaraan het gehecht is, iets kwaads/ergs kan overkomen.

      Er is een voortdurende tegenzin of weigering om naar school (of ergens anders) te gaan, omdat het kind daardoor wordt gescheiden van mensen aan wie het gehecht is.
      Het kind wil niet alleen zijn en kan niet gaan slapen, als er niet iemand in de buurt is, aan wie het gehecht is. Het kind heeft steeds weer nachtmerries over scheiding. Als zich een scheiding van de mensen, aan wie het kind gehecht is, voordoet, of als die scheiding verwacht wordt, heeft het kind lichamelijke klachten, zoals hoofdpijn, buikpijn, misselijkheid of braken. Er is duidelijk sprake van “lijden” en/of beperkingen in het functioneren op allerlei terreinen, zoals sociaal en school.

    • Selectief mutisme: vroeger ook wel “electief mutisme” of “verkozen sprakeloosheid” genoemd, omdat men dacht, dat het niet spreken zowel met het “willen” als het “durven” van het kind te maken had. Het kind zou dus zelf  “voor het wel/niet spreken kunnen kiezen.” 
      Tegenwoordig wordt selectief mutisme beschouwd als een angststoornis; bij 90% van de kinderen met selectief mutisme is sprake van een sociale fobie.
      De gangbare definitie van selectief mutisme: “Consistent onvermogen om te spreken in specifieke sociale situaties, ondanks het wel kunnen spreken in andere situaties.”
      Vaak is er sprake van een extreme verlegenheid of van schaamte (bijvoorbeeld om in aanwezigheid van anderen je eigen stem te horen).
      Kinderen met selectief mutisme spreken meestal niet tegen volwassenen (behalve in het gezin) en op school praten ze niet of amper met medeleerlingen. Als er al communicatie is, gaat die doorgaans non-verbaal; sommige kinderen fluisteren alleen tegen bepaalde mensen.
      Het moge duidelijk zijn, dat het niet spreken tegen anderen de sociale communicatie, het schools functioneren en de hele ontwikkeling (intellectueel, sociaal-emotioneel, gedragsmatig, kennis en ervaringen opdoen) ernstig belemmert. 
      Deze kinderen/jongeren dreigen, wanneer ze niet behandeld worden, in een sociaal isolement te geraken, met alle gevolgen vandien.
      Selectief mutisme komt meer bij meisjes voor, dan bij jongens. De eerste symptomen worden zichtbaar op 1-3 jarige leeftijd, maar meestal wordt selectief mutisme pas vastgesteld op 4-8 jarige leeftijd. Dit komt, doordat het kind dan verbaal moet gaan functioneren op school en in de klas, dit wil zeggen buiten het “veilige gezin.”
    • Reactieve hechtingsstoornis op de kinderleeftijd: treedt op vóór het 5e levensjaar. De sociale relatievormen passen niet bij de ontwikkeling en ze zijn duidelijk gestoord. Het lukt dan niet om tot normale sociale interacties te komen of normaal op sociale interacties te reageren. Er zijn geen duidelijke bindingen/hechtingen met anderen, want het kind is vriendelijk zonder enige kritiek te hebben (ook tegenover vreemden) en het vermogen om te selecteren met wie men wel of niet omgaat, ontbreekt.  
      Het kind gaat met verschillende personen en karakters hetzelfde om, omdat het een onvermogen heeft om op elk individu passend of aangepast te kunnen reageren.
      Aan de basis ligt een vroegkinderlijke verwaarlozing van emotionele behoeften bij het kind (troost bieden, aanmoedigen, affectie tonen) en/of van de lichamelijke basisbehoeften (voeding, verzorging). Kortom, er is geen stabiele basis gecreëerd.
      Vandaar dat men de reactieve hechtingsstoornis ook wel aanduidt als het “Geen Bodem Syndroom (GBS).”
      Ook het herhaald wisselen van de vaste verzorger kan een rol spelen, omdat daardoor geen langdurige stabiele hechting plaats kan vinden.
      Ouders van kinderen met een reactieve hechtingsstoornis voelen zich vaak schuldig, omdat hun kind die stoornis heeft. “Vroegkinderlijke verwaarlozing” lijkt immers te duiden op het bewust niet voldoende zorg dragen voor je kind. Echter, wanneer een kind vóór het 5e levensjaar langdurig opgenomen is geweest in een ziekenhuis, of wanneer de moeder en/of vader lichamelijk of psychisch ziek is geweest in die periode, of wanneer beide of één van de ouders overleden is, kan dat bij een kind een reactieve hechtingsstoornis tot gevolg hebben zónder dat de ouders daaraan ‘schuld hebben.’
      Anders is het, wanneer ouders in de vroegkinderlijke periode hun kind bewust verwaarloosd hebben door het maken van verkeerde keuzes, zoals drugsgebruik, kinderen alleen laten, verbale of fysieke agressie e.d.
      Een reactieve hechtingsstoornis komt relatief vaak voor bij kinderen, die op vroege leeftijd geadopteerd zijn.

Edumax & Psymax onderzoekt en behandelt kinderen en jongeren met aandachtsproblemen, gedragsproblemen, sociaal-emotionele problemen en psychische stoornissen. Zulke problemen en stoornissen kunnen al dan niet voorkomen in combinatie met een leerprobleem, een leerstoornis, leerachterstanden, onderpresteren op school en problemen in de klas en in het gezin.
Wij geven op basis van gesprekken, observaties, aangeleverde informatie, testen e.d. concrete, duidelijke en praktisch hanteerbare adviezen voor de omgang met en aanpak van deze kinderen en jongeren.

Wilt u uw kind/jongere met name laten onderzoeken en / of behandelen in verband met een psychische stoornis, kijkt u dan hierboven onder het kopje van Psymax. U vindt daar meer informatie over de kenmerken/symptomen, de behandeling en de gevolgen van stoornissen, waar kinderen/jongeren, maar óók (jong-)volwassenen mee te maken kunnen hebben.

» Klik hier om in te klappen