Wat meten intelligentietesten eigenlijk?

Voor kinderen en jongeren kennen we onder andere de volgende intelligentietesten: WISC-III en WISC-V, SON-R (vooral voor kinderen met een taalachterstand, zoals allochtonen en asielzoekers) en de RAKIT. Voor volwassen worden vooral gebruikt: de WAIS-III en WAIS-IV en de KAIT.

Resing en Drenth definiëren intelligentie als volgt: “Het geheel van cognitieve of verstandelijke vermogens dat nodig is om kennis te verwerven, en daar op een goede wijze gebruik van te maken, ten einde problemen op te lossen die een vast omschreven doel en structuur hebben”.

Uit een intelligentietest rolt een IQ en dat is een eenheid/maat om aan te geven hoe intelligent iemand is. Het IQ wordt door middel van een getal weer gegeven. Het getal 100 is het gemiddelde. Iemand die hoger scoort dan 100 is intelligenter dan de gemiddelde persoon; een score lager dan 100 betekent, dat iemand minder intelligent is dan de gemiddelde persoon.

Aanvankelijk werd het IQ gedefinieerd als de verstandelijke leeftijd gedeeld door de chronologische leeftijd x 100. Dat leverde één getal op. Omdat het IQ nogal kan fluctueren (uiteenlopen) bij één persoon, maken we tegenwoordig gebruik van betrouwbaarheidsgrenzen en een interval waarbinnen het IQ van de iemand valt. De uitslag op een intelligentietest wordt door allerlei factoren beïnvloed, bijvoorbeeld: hoeveel kennis en kunde (die (in-)direct verband houdt met de testopgaven) heeft de te testen persoon eerder opgedaan?; hoe lekker zit de persoon in zijn vel?; is er sprake van stress, vermoeidheid, angst, aandachtsproblemen, tekort aan motivatie ? e.d.

Bij veel intelligentietesten wordt onderscheid gemaakt tussen de verbale en de performale intelligentie. Het verbale IQ is het resultaat van een meting van iemands woordenschat, taalgevoel, redeneervermogen met woorden e.d. Het performale IQ is het resultaat van een meting van iemands praktische handelen (hoe pas je je kennis praktisch toe bij het aanpakken en oplossen van een probleem?); hier spelen ook motorische vaardigheden en allerlei inzichten (bv. ruimtelijk inzicht) een rol.

Tot slot: het IQ is een genormaliseerd/gestandaardiseerd getal op een schaal, waarvan het gemiddelde 100 is. De verdeling van de scores, die wordt gehanteerd, levert een normaalverdeling (ook wel “Gaussiaanse verdeling” genoemd) op. De verdeling is dan links en rechts van het midden (100) hetzelfde/symmetrisch.

Hieronder ziet u een normaalverdeling van het IQ; u kunt daaruit opmaken hoeveel % van de Nederlandse bevolking een bepaald IQ heeft :IQ normaalverdeling

 

De meest gebruikte intelligentietesten voor kinderen in Nederland en Vlaanderen zijn:

  • De WPPSI-III-NL  (Wechsler Preschool and Primary Scale of Intelligence). De doelgroep bestaat uit kinderen van 2 1/2 jaar tot 7 jaar en 11 maanden. De WPPSI levert een verbaal IQ  (schoolse kennis, denken, redeneren e.d.; simpel gezegd: denkvaardigheden) en een performaal IQ (het handelend optreden/het uitvoeren van taken; doe-vaardigheden) en een totaal IQ op.
  • De WISC-III-NL (Wechsler Intelligence Scale for Children). Doelgroep: kinderen en adolescenten van 6 jaar tot en met 16 jaar). Ook deze test resulteert in een verbaal IQ, een performaal IQ en een totaal IQ.
  • De WISC-V-NL (Wechsler Intelligence Scale for Children; de opvolger van de WISC-III-NL). Doelgroep: kinderen en adolescenten van 6 jaar tot en met 16 jaar. Bij deze test is het Verbale Intelligentie Quotiënt en het Performale Intelligentie Quotiënt uit de WISC-III-NL komen te vervallen.
    De WISC-V-NL bestaat uit 14 subtesten, die 10 onderdelen’ (zgn. “indexen’) van intelligentie meten,namelijk Verbaal begrip, Visueel-ruimtelijk vermogen, Fluid redeneren (het vermogen om nieuwe, onbekende problemen op te lossen), Werkgeheugen, Verwerkingssnelheid, Kwantitatief redeneren (redeneren met getallen en wiskundige concepten), Auditief werkgeheugen, Non-verbaal vermogen, Algemene vaardigheid en tot slot Cognitieve competentie.Aan de hand van de resultaten op de subtesten wordt een Totaal IQ vastgesteld. 
  • De SON-R 6- 40 (Snijders-Oomen nonverbale intelligentie test). Deze test kan worden afgenomen bij kinderen en volwassenen van 6 jaar tot en met 40 jaar. Aangezien gesproken of geschreven taal niet nodig is bij de afname van de SON-R, is deze test bij uitstek geschikt voor kinderen die problemen hebben met taal, bijvoorbeeld dove kinderen, dyslectische kinderen, autistische kinderen, kinderen met een taalachterstand of kinderen met een verstandelijke beperking.
    De test bestaat uit vier subtests, namelijk Analogieën, Mozaïeken, Categorieën en Patronen. De uitslag van de test bestaat alléén uit een score voor de algemene intelligentie.  
    Een alternatief voor de SON-R 6-40 is de WNV-NL (Wechsler Non-Verbal Intelligentietest). Ook die test kan worden gebruikt voor personen (4 jaar tot en met 21 jaar) met taal- en communicatiebeperkingen.
  • De RAKIT-2 (Revisie Amsterdamse Kinder Intelligentietest 2.) Met deze test wordt het cognitief functioneren (lees: het IQ) gemeten van kinderen in de basisschoolleeftijd. De doelgroep bestaat uit kinderen van 4 jaar tot en met 12,5 jaar. De RAKIT-2 is speciaal geschikt voor kinderen met lagere cognitieve capaciteiten, omdat de test een bereik heeft tot een IQ van 40.
  • De NIO (Nederlandse Intelligentietest voor Onderwijsniveau) wordt vooral gebruikt om te komen tot een juiste schoolkeuze bij de overgang van Groep 8 van het Basisonderwijs naar het eerste leerjaar van het Voortgezet Onderwijs. Met de NIO kunnen we de mogelijke leerprestaties en het inzicht bij een kind/jongere meten.
    Op grond van de testresultaten kan vervolgens worden bepaald welke vorm van Voortgezet Onderwijs het best past bij het kind/de jongere. 
    De NIO bestaat uit twee onderdelen met elk drie subtests: verbaal inzicht (subtesten:: Synoniemen, Analogieën en Categorieën) en rekenkundig-ruimtelijk inzicht (subtesten: Getallen, Rekenen en Uitslagen.) De NIO levert drie soorten intelligentie-uitslagen op, die we ‘intelligentie-indexen’ noemen: de verbale intelligentie(-index) is een weergave van de verbale capaciteiten; de symbolische intelligentie(-index) laat zien hoe goed iemand met getallen, rekenen en ruimtelijk inzicht kan omgaan.
    De uitslag van de hele test wordt weergegeven door de NIO-totaal intelligentie(-index).

De meest gebruikte intelligentietesten voor volwassenen in Nederland en Vlaanderen zijn:

  • De WAIS-III-NL, opgevolgd door de WAIS-IV-NL  ( Wechsler Adult Intelligence Scale). De doelgroep bestaat uit jongeren van 16 jaar tot en met volwassenen van 84 jaar en 11 maanden).
    Deze test bestaat uit vijftien subtests waarmee wordt gemeten: het Verbaal Begrip, het Perceptueel Redeneren, het Werkgeheugen en de Verwerkingssnelheid.
    De uitslag wordt weergegeven door een Verbaal IQ, een Performaal IQ en een Totaal IQ.
  • De KAIT (Kaufman Adolescent and Adult Intelligence Test) is bedoeld om bij personen van 14 jaar tot ruim 85 jaar het niveau van intellectueel functioneren te bepalen. De KAIT bestaat uit een testbatterij, die is gebaseerd op het theoretische onderscheid tussen Fluid en Crystallized intelligentie. Onder “Fluid Intelligence” wordt het aangeboren probleemoplossend vermogen verstaan, dat moet worden ingezet bij nieuwe en onbekende soorten opgaven. ‘Crystallized’ intelligentie heeft betrekking op het vermogen problemen op te lossen waarbij schoolkennis en culturele ervaringen van invloed zijn (oftewel: een combinatie van aanleg en opgebouwde kennis en ervaring).
    De taken van de subtests uit de Crystallized schaal meten verworven concepten en uitgekristalliseerde kennis die afhankelijk is van opleidingsniveau en culturele ontwikkelingen. De taken van de subtests uit de Fluid schaal meten het vermogen om nieuwe problemen op te lossen, waarbij men niet kan profiteren van langdurig onderwijs of bredere culturele vorming.

 

OPMERKING: 
Men denkt vaak, dat intelligentietesten alléén worden gebruikt om het IQ van iemand te meten en dus om te bepalen hoe zwak of sterk zijn/haar cognitieve vermogens zijn.
Echter, dankzij de afname van de intelligentietest én de observatie door de testleider tijdens de afname resulteert een intelligentietest niet alleen maar in een IQ, maar tevens in uitspraken over iemands (deel-)vaardigheden en persoonlijkheid. Denk aan: het sociaal-emotioneel functioneren, de manier van werken (structuur/overzicht vasthouden), het geheugen, de aandacht en concentratie, het doorzettingsvermogen, de algemene angst, de faalangst, de werkhouding, de motivatie, de detailwaarneming, de algemene kennis, het logisch redeneren, de rekenvaardigheden, het herkennen van patronen, het ruimtelijk inzicht, de impulsiviteit et cetera.
Het zal duidelijk zijn, dat intelligentietesten daarom óók vaak worden ingezet bij leerstoornissen, leerachterstanden, leerproblemen, psychische stoornissen e.d. om een mogelijke verklaring te vinden voor de oorzaken van problemen en stoornissen.